Eerste Tips en Aanbevelingen bij het Verbouwen en Transformeren van een Boerderij met Erf en Tuin
Voor meer informatie: Bureau Boerderijverbouwen.nl | 06 5373 4131
DE BOERDERIJ
1. Een boerderij behouden is een vorm van ultieme duurzaamheid. Aanbevolen wordt en het werkt zeker fijner, en zoals bovendien eeuwen lang ook gebruikelijk was, veel duurzame materialen toe te passen (bijv. leem- kalkstukwerk, juiste houtsoorten, baksteen), zodat het bouwwerk weer opnieuw generaties meegaat.
2. Alles in de boerderij en op het erf heeft in de loop van de vele jaren een bepaalde functie en ingesleten plek gekregen. De ingangen bijvoorbeeld zijn al jaren lang een vast gegeven voor iedereen. Verander dit niet zomaar, bekijk het rustig.
3. Vraag oude archieftekeningen en foto’s op. Oudere situaties en indeling kunnen juist weer aanleiding zijn tot verbeteringen in het hier en nu. Zoek ook contact met de eerdere bewoners en buren, zij weten vaak veel over hoe het was en waarom.
4. Voor en Achter:
De boerderij en erf bestaat traditioneel uit ‘voor en ‘achter’.
Voor was het domein van de boerin. Hier is het woongedeelte en ligt de sier- en moestuin, en staan de sierbomen (kastanje, beuk, linde).
Achter, op de deel en het achtererf was het werkgedeelte en domein van de boer en staan de nuts-bomen uit de streek (es, vlier, els, wilgen, peppels).
Naast of achter de boerderij ligt de boomgaard met fruitbomen. Hoogstam, want dan kon het jongvee onder de bomen grazen.
Een boerderij bestaat altijd (het vroegere geheel open ‘los hûs’ hier buiten beschouwing latend) uit twee met elkaar gescheiden en verbonden ruimtes die nogal van elkaar verschillen: het nettere en meer afgewerkte woongedeelte met diverse kamers (voor) en het ruwere afwerkte open werkgedeelte, de deel (achter).
Deze ‘beide huizen’ verdienen een eigen benadering. Handhaaf bij verbouw van de boerderij de verschillende originele contouren en kenmerken, oa. door middel van indeling (gesloten-open) en materiaalgebruik en afwerking. Een open deel kan ook met zg. ‘room-dividers’ hier en daar wat intiemer gemaakt worden, zo houdt je de mooie originele open structuur in stand.
De verbinding(-en) en zichtlijnen tussen achter-en voorhuis en naar buiten toe moeten goed overwogen worden.
Gangbaar was (en ook nu een mooie optie) om in de loop van de tijd tussen het voorhuis en achterhuis een zone te bestemmen als extra gebruiksruimte met bijvoorbeeld de werkingang, knechtenkamer, wc, spoelkeuken, later ook een trap, meterkast, technische ruimte.
Achter de achtergevel kan op een weloverwogen wijze een glaspui geplaatst worden, maar maak er geen aquarium van. Nieuw kozijnhout in het achterhuis zoveel mogelijk uit het zicht achter de gevels plaatsen en donker kleuren (antraciet).
Zorg voor een logische en organische routing binnen de gehele boerderij, ook van binnen naar buiten en omgekeerd (terras en werkschuur bijvoorbeeld) en om de boerderij heen. Vaak is deze al aardig aanwezig en ingesleten trouwens, bekijk het eerst goed.
DAGLICHT
5. Het aanbrengen van dakramen is vaak nodig om voldoende daglicht in het interieur te krijgen, maar dit mag niet te veel ten koste gaan van het originele en gesloten dak. De gebruiks-hoogte, de plek waar ze komen (bij voorkeur tussen -de originele plek van- de sporen), het aantal, de grootte en de wijze waarop deze worden aangebracht (geen drukke rode (nok-)pannen aan de onderkant), zijn hierbij nogal van belang. Ook hoe deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn. Dit vergt vooraf veel aandacht. Dakramen horen van oorsprong niet echt op een dak van een boerderij (evenmin als dakkapellen: deze nooit toepassen, deze hebben sowieso een zeer beperkte lichtopbrengst vergeleken met dakramen). Juist de grote gesloten dakvlakken zijn zo beeldbepalend voor boerderijen
Bij een herbestemming moet worden toegewerkt naar passende oplossingen voor boerderij en bewoner. Er zijn goede alternatieve mogelijkheden voor daglicht in het voormalige stalgedeelte, met zij-en achtergevel: vraag op tijd om advies!
Verdere gevelopeningen inclusief alle luiken handhaven en zo min mogelijk aantasten.
Oud kozijnhout dat hier en daar aangetast is, vaak van eertijds uitstekende kwaliteit, kan prima weer opgevuld en gerepareerd worden. Dus mooie oude kozijnen niet weggooien.
DE GEVELS
6. Het stralen en reinigen van oude gevels is zonde voor het aanzicht en kan schadelijk zijn voor de totale gevel, de stenen en de nog intacte voegen. Indien er hier en daar voegen zijn uitgesleten, kunnen deze beter lokaal weer hersteld te worden dmv. een gelijkwaardige voeg en voegmiddel, dan alle voegen van de hele boerderij in een keer te vervangen, dat geeft een beeld van vroeger en nu en komt het patina van de hele gevel ten goede.
7. Wees terughoudend met het plaatsen van iedere aanbouw, vermijd liever verbindingen tussen hoofd-en bijgebouw, serres, pergola’s, etc. ook ivm. onderhoud, en dus: géén dakkapellen, eventueel alleen zeer beperkt op de voorgevel.
8. Luiken hebben meerdere functies: zoals licht, warmte en koude, ongewenste inkijk tegenhouden. Handhaaf en herstel de luiken of breng ze weer terug aan, streekeigen in vorm en kleur, ook van het achterhuis. Handhaaf daarbij de draairichtingen, met name ook die van de (baander-deel-)deuren.
HET DAK
9. Een boerderij zonder een originele schoorsteen is geen echte boerderij meer en lijkt zo enigszins geamputeerd. Dus de schoorstenen -in ieder geval minimaal voor het beeld- handhaven, maar liever ook voor het gebruik: ook mechanische ventilatie en diverse afvoeren kunnen hier doorheen gebracht worden!) Voor een houtkachel kan desgewenst een extra pijp prima op een dak toegevoegd worden, zie ook hieronder.
10. Beperk afvoerkanalen op het dak zoveel mogelijk iom. aannemers en rietdekker, anders lijkt een rieten dak snel op een stekelvarken. De eventueel nieuwe houtkachel-afvoerpijp meteen zwart maken voordat deze aangebracht wordt: een glimmende RVS-pijp op een boerderij is bepaald geen sieraad.
11. Energievoorzieningen en -apparatuur (zonnepanelen, airco’s, warmtepompen) kunnen storende visuele en luidruchtige elementen zijn. Wat binnen het interieur kan worden geplaatst, en dus vanuit het openbaar gebied uit het zicht is, moet liever binnen gerealiseerd worden (in een zogeheten Technische Ruimte). Zie ook bij ERF.
12. Houd het sober en ga aan de gang met een pragmatische inslag zodat ook het onderhoud tot een minimum beperkt kan blijven. De meeste boerderijen zijn juist ooit met veel terughoudendheid en sober gebouwd om zo ook de uitgaven en het -altijd omvangrijke- onderhoud in de hand te houden.
13. Probeer zoveel mogelijk bouwmaterialen die vrijkomen bij sloopwerkzaamheden te hergebruiken of op te slaan voor later gebruik, zoals op een boerenerf gebruikelijk was. Je weet maar nooit waarvoor het ooit nodig zal zijn. Alleen al als je wat oude stenen nodig hebt kun je je rot zoeken.
HET ERF EN DE TUIN
Stel verdere energievoorzieningen buiten op een zodanige plek op dat het niet als storend wordt ervaren op het erf: Zonnepanelen bijvoorbeeld op een schuurdak uit het zicht, of op een verdiept veldje achter een struikgewas.
14. Erfverharding alleen aanbrengen waar dit echt nodig is. Tenzij reeds bestaand, dit dan meestal zo laten. Voor het overige bestaat een erf vaak uit gras, zandachtige structuren, halfverharding, of grind rond het voorhuis.
15. Creëer veel groen én een (moes-)tuin(-tje). Ga royaal om met de aanplant van kleine en lage struiken. Zorg daarbij wel voor behoud van het streekeigen karakter (dus bijvoorbeeld geen laurier en hedera…) Raadpleeg eens een locale gemeentelijke ervenconsulent, ook voor eventuele subsidies. Pas op met bomen en forse struiken. Die kunnen uiteindelijk het zicht en licht volledig wegnemen. In oudere situaties zijn deze vaak op de Noord-Oost-kant van het erf aangeplant (tegen de koude oostenwind) of recht voor of achter de bouwwerken. Een vingervormig leilinde aan de zonzijde beschermt de boerderij tegen al te hete zon, en in de winter schijnt de zon er lekker door naar binnen. Een boom groot laten worden kost tijd…(‘boompje groot, plantertje dood…’)
16. Houd rekening met al aanwezige flora en fauna. In hagen wonen mussen en achter luiken zitten vaak vleermuizen (niet aanraken!), zwaluwen zijn ook vaak te vinden op en rond de erven. Snoei alleen wat het (rieten) dak en de gevels aantast.
17. Zorg voor een organische geleidelijke overgang van erf naar omringende landschap.
Hierbij passen bijvoorbeeld ook geen strakke witte linten-omheiningen voor paarden.
18. Wees zeer terughoudend met het plaatsen van aanbouwen, vermijd verbindingen tussen hoofd-en bijgebouw, serres, pergola’s, etc. en uiteraard, nogmaals, géén dakkapellen.
Als er sprake is van een maximaal aantal op een erf te bebouwen vierkante meters nieuwbouw, laat dit dan niet leiden tot de sloop van ‘markante bijgebouwen’ die vaak al lang op het erf staan, alleen om aan een groter aantal vierkante meters te komen.
Wees ook terughoudend met ‘hard vormgegeven’ nieuwbouw op het erf als er een betere oplossing is door bijvoorbeeld een (streekeigen houten) (kap-)schuur te (ver-)bouwen tot berg- of woonruimte.
19. Schuttingen en hagen liggen als eerste voor de hand bij gedeelde (woon-)erven, maar deze nemen ook het (door-)zicht weg en splitsen kunstmatig het oorspronkelijke erf, draag zorg voor een één-erf-oplossing.
20. Een veelheid van ‘oneigenlijke elementen’ op het erf, zoals wit plastic terrasmeubilair, een caravan of tiny-house, vormt een minder aantrekkelijk aanzicht.
21. Originele, authentieke, streekeigen en aan het agrarisch landschap aangepaste schuren, schuurtjes en andere landelijke bouwsels verdienen de voorkeur om in stand te houden of soms weer toe te voegen op het erf.
22. Houdt sloten (het is overigens niet toegestaan om deze te verwijderen) in stand en geef een natuurlijke overgang van land naar sloot de voorkeur. Voorkom zoveel mogelijk niet natuurlijke beschoeiingen en versterk slootkanten zoals het vroeger gebeurde door het aanplanten van knotwilgen of peppels, waar toepasbaar. Gebruik aanwezige sloten voor de afwatering van het erf en de boerderij via (drainage-)buizen, in een grindkoffer rondom de boerderij of via dakgoten waar toepasselijk, of via de nog aanwezige ‘molsgoten’.
23. Voor het parkeren van auto’s is een ‘uit het zicht plek’ een mooie oplossing, bijvoorbeeld in een kapschuur. Doe dit met zorg voor de uiterlijke contouren van het totale erf en de boerderij.
Voorzie parkeerplaatsen en eventueel plekken waar allerlei ander materiaal gestald wordt bij voorkeur van halfverharding of halfopen grasbeton-stenen.
24. Let op, is de boerderij beeldbepalend of een Rijks-of Gemeentelijk Monument?
Dan kunnen er bepalingen van toepassing zijn (naast enkele subsidiemogelijkheden).
25.Ten slotte:
Boerderij en Erf zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen één geheel, in uiterlijke contouren en in functies.
Boerderijen kunnen daarnaast op elkaar lijken (in Oost-Nederland bijvoorbeeld meestal het hallenhuis-type), maar: alle boerderij en erf met bijgebouwen zijn toch weer verschillend van elkaar…hier kenmerkt zich de eertijdse streek-timmerman en de vaak individualistische en enigszins anarchistische inslag van de boer…Alle boerderijen dienen per bouwwerk bekeken te worden wat betreft de karakteristieken en het een op de toekomst gericht algeheel plan van aanpak. Beeldbepalende contouren, streekgebonden kenmerken en eigenschappen moeten in ieder geval gehandhaafd blijven of hersteld worden.
Vraag tijdig om advies
In plaats van zelf het wiel opnieuw uit te willen vinden leidt deskundig advies met visie op het geheel, tot een mooi en tijdloos eindresultaat. Zodat de boerderij in volle tevredenheid bewoond zal worden en weer opnieuw eeuwen mee gaat.
Een duurzame keuze.
Veel succes!
Eelco Prent – Bureau Boerderij Verbouwen Deventer